In de Beneficiaalboeken van 1543 is Bennie Gaelis de oostelijke naastligger van de kerkelijke landerijen waarop de weme (de pastorie) staat.
Het stemkohier van 1640 vermeldt voor sate 26 twee eigenaars: Pyter Jans en Halbe Roeloffs, elk voor 1/2.
In het stemkohier van 1698 is de sate in het bezit van dorpsrechter Halbe Boockes cum uxore (met echtgenote).
Tussen de beide eigenaren van 1640 is een duidelijk verband, het zijn zwagers van elkaar: Pieter Jans is getrouwd met Frouck Roels. Uit een tweede huwelijk van hun moeder hebben Halbe en Frouck nog een halfzuster Auck, zoals blijkt uit het volgende overzicht:
Jouck Halbes, geb. rond 1570, dochter van Halbe Sweitties
eerste huwelijk met Roelof Engberts, overl. rond 1605
kinderen (geb. 1595-1605):
1. Halbe Roels, trouwt 20 maart 1628 Syts Tieerts, overl. voor maart 1656
2. Frouck Roels, trouwt Pieter Jans
zoon: 21. Geert Pieters, trouwt Syds Walters
tweede huwelijk met Rienck Sybrandts (mede-eigenaar sate 30/31)
dochter (geb. 1610):
3. Auck Riencks, trouwt Jacob Jans (mede-eigenaar sate 30/31)
De drie kinderen komen rond 1634 een aantal malen gezamenlijk voor als verkopers van delen van de 'Halbe Sweytties sate', dat zal de boerderij van de grootvader van moederskant betreffen. Jacob Jans en Auck Riencks komen we tegen op sate 30/31, waar Rienck Sybrandts ook al bezittingen had. Met zijn vrouw komt Halbe Roels ook in bezit van ruim de helft van sate 21, hij koopt van de andere erfgenamen van zijn schoonvader Tieerdt Annes; in 1640 is hij daar voor 5/8 eigenaar, samen met zijn zwager Jan Gauckes.
Uit het feit dat Halbe en Frouck Roels dus samen sate 26 bezitten valt met redelijke zekerheid te zeggen dat dit bezit de erfenis van hun vader Roelof Engberts betreft. Het is verleidelijk in hem een zoon van Yngbert Sipckes te zien, in 1552 naastleger op sate 31.
Opvallend is nu dat op de westerse helft van sate 25 in 1640 ook een Roeloff E(n)gberts eigenaar is! Een kleinzoon? Dan moet er ook een Engbert Roel(of)s zijn geweest. Uit een eerder huwelijk van Roeloff Engberts? Vragen waarop nog geen antwoord is gevonden. Wel komen allen voor in een proclamatie uit 1653!
In ieder geval kon geen verbinding met de naam Bennie Gaelis uit 1543 gelegd worden, of het zou al via Banne Halbes, de broer van Jouck Halbes, moeten lopen...
De halve sate van Halbe Roels is niet vererfd, maar in 1649 verkocht aan Jelcke Pijters en Wijb Rebbedr. voor 1150 Phg. De andere helft, inmiddels geërfd door Geert Pieters, wordt door hen in 1662 voor 1115 Phg.aangekocht. Bij de sate behoorden blijkbaar 2 ½ mad maden aan de Breewech onder Terwispel, die in 1675 door Wyb Rebbes, inmiddels weduwe geworden, weer worden verkocht.
Na het overlijden van Jelcke Pieters kan Wyb de zaken blijbaar niet goed voor elkaar houden: in 1677 wordt aangekondigd dat de sate bij executie wordt verkocht ten profijte van Hiltie Harmens. Het heeft nog even geduurd voor de verkoping haar beslag kreeg: in 1679 koopt Halbe Boockes de halve sate voor 880 goudgld. Hoe en wanneer hij de andere helft in bezit heeft gekregen is niet duidelijk. Of heeft hij in 1677 al een helft bij executie aangekocht?
Halbe Boockes, als dorpsrechter een vooraanstaand man in het dorp, stamt uit een familie die van ouds woonachtig was op sate 38. In 1698 wordt zijn naam genoemd als (mede-)eigenaar van de saten 13, 14, 18, 26, 30/31, 33 en 38. De afstamming verloopt als volgt:
Boocke Lieuwes, geb. rond 1580, zoon van Lieuwe Boockes en Reinsck Engberts, trouwt Goeyts Jelckedr., overl. na 1636.
Kinderen (geb. rond 1610):
1. Jelcke Boockes, trouwt Trijn Sijgersdr.
2. Lieuwe Boockes, trouwt Antje Egberts
3. Halbe Boockes, trouwt Wypk Sierds, dochter van Sierd Engberts en Goeyts Sygers.
zoon (geb. rond 1640):
31. Boocke Halbes, trouwt Sypkjen Andries Swaga
Door dit laatste huwelijk met een nicht van de gemeentesecretaris van Ooststellingwerf, van moeders kant stammend uit de Lycklama à Nijeholt-familie, stijgt de familie op de sociale ladder. Boocke Halbes wordt zelf ook secretaries van Ooststellingwerf en is zo de stamvader van de Wijnjeterper tak van de oorspronkelijk uit Boornzwaag stammende familie Zwaga, die samen met de familie Andringa nog een drie eeuwen een groot deel van het Wijnjeterper plaatsenbestand in beit zal krijgen en houden.